Is God een Maffiabaas?

Is God een maffiabaas die je verzorgt als je kan leveren maar je op straat zet zodra het niet goed gaat? Dat lijkt wel de conclusie te zijn als je de gelijkenis van de talenten in Mattheus 25 leest.

schedule 13 nov 2023
bookmark_border Spiritualiteit
create Peter Hansum

14   Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. 15 Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. Meteen 16 ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. 17 Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. 18 Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het.

19 Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. 20 Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf bij verdiend.” 21  Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 22 Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee bij verdiend.” 23 Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 24 Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe. Hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, 25 en uit angst besloot ik uw talent te begraven. Alstublieft, hier hebt u het terug.” 26 Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, luie dienaar. Je wist dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? 27 Dan had je mijn geld dus bij de bank in bewaring moeten geven, zodat ik het bij mijn terugkomst met rente zou hebben teruggekregen. 28 Neem hem dat talent af en geef het aan degene die er tien heeft. 29  Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 30  En die nutteloze dienaar, gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.”

(Mattheus 25:14-30, NBV21)

Hoeveel werkplezier je ervaart hangt af van wat voor baas je hebt. Iedereen die al een paar banen heeft gehad kan je vertellen hoe een goede baas zijn werknemers kan laten opbloeien. Een baas die echt oog heeft voor zijn personeel, die hen vertrouwt, zorgt voor een goede werksfeer. Maar je kan ook een baas hebben die als een tiran over het bedrijf heerst, die het personeel angst inboezemt. Als tiener heb ik verschillende bijbaantjes gehad en beide soortebazen meegemaakt. Ik had een keer een hele goede baas, daar wilden wij hard voor werken en winst voor maken. Maar ik heb ook een baas gehad die iedereen op de afdeling angst inboezemde. Als hij langs kwam lopen dan spoelde de angst en de stress als een golf over de afdeling heen.

In de gelijkenis die Jezus hier vertelt aan zijn discipelen lijkt het alsof de dienaren dezelfde baas op twee hele verschillende manieren hebben leren kennen. De eerste twee dienaren uit de gelijkenis hebben hun heer als een betrouwbare en liefdevolle baas leren kennen. Deze heer vertrouwt zijn dienaren en daarom kent hij hen zijn hele kapitaal toe, enorme bedragen zijn het, het gaat om miljoenen. Misschien klinkt dit in onze oren raar, dat een rijke zakenman zijn bedrijf opdeelt onder zijn werknemers. Maar voor zijn leerlingen, aan wie Jezus dit verhaal vertelt, was dit eigenlijk heel normaal. Het gebeurde in die tijd heel vaak dat rijke zakenlui lange reizen moesten maken om te handelen en daarom hun kapitaal onderverdeelde bij dienaren die zij goed kenden, die zij vertrouwden en die zij op waarde schatten. De taak van deze dienaren was dan simpel: doe met dit geld wat de heer er ook mee zou hebben gedaan.

De werkgever uit de gelijkenis heeft echt oog voor zijn werknemers. Bij hem is het geen ‘one size fits all’, hij houdt rekening met wat zijn werknemers aankunnen. De ene dienaar geeft hij vijf, de andere twee en de laatste één talent. Hij geeft ieder ‘naar wat hij aankon’ lezen we. De eerste twee knechten bloeien helemaal op onder dit vertrouwen van hun heer. Als de rijke zakenman terugkomt is hij dan ook ontzettend blij met ze. En die blijdschap heeft niets te maken met de hoeveelheid winst die ze hebben gemaakt. Want de rijke zakenman zegt tegen beide knechten precies hetzelfde, ook al heeft de een meer dan het dubbele verdient van de ander. Op beiden is hij even trots, hij beloont ze en zegt: goede, trouwe dienaar, kom binnen en neem deel aan het feestmaal van je heer!

Maar hoe anders is de ervaring voor die laatste dienaar! Het lijkt wel alsof hij deze baas op een hele andere manier heeft leren kennen. Het beeld van zijn baas is in het hoofd van de laatste dienaar helemaal verwrongen geraakt. Hij ziet een harde, strenge, kille werkgever die er enkel en alleen op uit is om zoveel mogelijk winst te behalen. En wat vroeger bij mijn bijbaantje gebeurde, gebeurt ook hier bij deze dienaar: hij bevriest van de angst. Hij ziet het geld dat hem is toevertrouwd niet als een kans maar als iets gevaarlijks, als een bom die hij zo diep mogelijk onder de grond moet begraven om te voorkomen dat die in zijn gezicht ontploft. Het angstbeeld van de laatste dienaar lijkt gelijk bevestigd te worden: want als hij vertelt dat hij zijn talent heeft begraven gaat zijn baas als een woedende tekeer.

Stel je eens voor dat God jouw werkgever, je zorgverzekeraar of je arts hier in het ziekenhuis  zou zijn? Hoe zou je hem dan voor je zien? Ben jij een van die eerste dienaren die God heeft leren kennen als iemand die oog voor je heeft, die je kent, die weer wat Goed voor je is?  Of lijk je meer op die laatste dienaar die God door de jaren heen is gaan zien als een soort kille baas, of een zorgverzekeraar die alleen maar uit is op het behalen van zoveel mogelijk winst?

In het verhaal lezen we dat de rijke zakenman lang op reis is geweest, en pas na lange tijd. In de afwezigheid van zijn heer is het beeld van die heer langzaam maar zeker, stukje bij beetje, teleurstelling na teleurstelling verwrongen geraakt. In het hoofd van die dienaar is die goede, betrouwbare heer langzaam een tiran geworden. En in dat beeld is de dienaar helemaal vast komen te zitten. Daardoor is hij bevroren, angstig geworden en heeft hij het waardevolle dat hij ooit van zijn baas kreeg heel diep weggestopt en begraven, als een gevaarlijke bom die elk moment kan ontploffen.

Is dat iets wat je herkent, dat Jezus is als deze heer uit de gelijkenis die al erg lang afwezig is in je leven. Misschien heb je tegenslagen voor je kiezen gekregen: ziekte, eenzaamheid, vermoeidheid. Het kan maar zo zijn dat door die tegenslagen je beeld van Jezus langzaam verwrongen is geraakt, of voor wie dat zelfs altijd zo al is geweest. Misschien ben je door deze tegenslagen Jezus langzaam gaan zien als een afwezige, afstandelijke, strenge baas voor wie je bang moet zijn. En misschien ben je daarom ook wel net als die laatste dienaar je geloof maar ver weg gaan stoppen, en heb je het diep begraven onder de grond omdat het langzamerhand is gaan aanvoelen als een gevaarlijke bom die je alleen maar pijn kan doen.

Deze gelijkenis roept de vraag op wat voor heer Jezus nou eigenlijk is. Is hij de betrouwbare werkgever of is  hij een tiran die je bij de eerste de beste fout op straat zet? Als je deze gelijkenis lostrekt van het grotere verhaal dat Mattheus hier vertelt dan de conclusie dat laatste te zijn. Het echte antwoord op de vraag wat voor Heer Jezus is lezen we denk ik niet aan het eind van deze gelijkenis maar pas een hoofdstuk later.

Daar zit Jezus met zijn dienaren aan tafel. Stuk voor stuk lijken deze discipelen meer op de laatste dienaar uit de gelijkenis dan op de eerste twee. Als je kijkt wie aan tafel zitten dan zie je Petrus, die Jezus tot drie keer toe zal verloochenen door te doen alsof hij hem niet kent.  Naast Petrus zie je ook de twee zonen van Zebedeüs zitten die samen met Petrus in slaap zullen vallen op het moment dat Jezus ze het meest nodig heeft als hij in de tuin van Getsemane aan het bidden is. En natuurlijk zie je ook nog Judas zitten, bij wie het beeld van zijn heer dusdanig is verwrongen dat hij hem zal uitleveren aan zijn vijanden.

En hoe reageert Jezus tijdens deze laatste avondmaaltijd op deze dienaren met hun verwrongen Godsbeelden? Wat is de reactie van Jezus op deze discipelen die stuk voor stuk lijken op die dienaar met het ene talent? Jezus reageert niet op zoals de tirannieke baas uit de gelijkenis. Hij gooit de discipelen niet de straat op in de duisternis. In plaats daarvan zegt hij wat de trouwe heer, de goede baas, in de gelijkenis zegt tegen de eerste twee dienaren: neemt, eet, drinkt, kom binnen en wees welkom bij het feestmaal van je heer. Dat is ook wat Jezus vanochtend tegen u en tegen mij zegt, als we het avondmaal samen vieren en wij daar net als die laatste dienaar met legen handen aankomen: kom binnen in het feestmaal van je heer.

Designer

Peter Hansum

Peter Hansum (24) is masterstudent aan de Protestantse Theologische Universiteit Groningen.