De Wijsheid van Moeheid

Moeheid is niet een kwaal om zo snel mogelijk op te lossen, het is eerder iets dat je kan helpen om in te zien dat je God nodig hebt.

schedule 19 dec2023
bookmark_border Spiritualiteit
create Peter Hansum

De Wijsheid van Moeheid

Voorganger: Peter Hansum

Lezingen:

- Spreuken 30:1-9

- Marcus 4:35-41

“Yes, we can”, Barack Obama 2008. “Wir haben zo vieles geschaft, wir schaffen das”, Angela Merkel 2015. `We are going to make America great again”, Donald Trump 2016, “Wij zijn de beste… van de wereld”, Louis van Gaal 2022.

Zomaar even een greep uit een paar bekende speeches van de afgelopen jaren. Je kan veel leren over hoe een samenleving denkt door te luisteren naar haar toespraken. Luisteren naar bekende toespraken is een beetje als het meten van een hartslag door een vinger op de pols te leggen. Door aandachtig de polsslag in een speech te voelen kan je soms achterhalen hoe het hart van een hele samenleving klopt. Wat voelen we dan als we onze vingers aan de polsen van deze speeches leggen? Stuk voor stuk zijn het optimistische toespraken. Bij de sprekers klinkt geen enkele vorm van twijfel door, elke speech is ervan overtuigd dat het doel bereikt gaat worden, als u en ik bereid zijn om ons in te zetten.  Ook valt op dat in een idee van maakbaarheid zit, als wij het manifesteren en proclameren dan… zijn wij de beste van de wereld.

En… klopt het? Is het inderdaad zo dat we door de polsslag van deze toespraken te voelen op het spoor komen hoe het hart van onze samenleving klopt? Of wat dichterbij nog, hoort u in deze speeches ergens ook uw eigen mindset terug? Hebben u en ik misschien ook wel een beetje een ‘yes we can’ houding, een “wir schaffen das” mentaliteit? Dat is in ieder geval wel de conclusie die de Zuid-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han in zijn boek ‘De Vermoeide Samenleving’ trekt.

Volgens Han is onze samenleving een ‘achievement society’ een prestatiemaatschappij. En dat is een radicaal andere maatschappij dan die van de vorige eeuwen. In vorige eeuwen kwam de druk van buiten op ons af, van fabrieksbazen die arbeiders uitbuitten, van slavenmeesters die slaven de zweep over de rug haalden, de klacht van die eeuwen was ‘niets is mogelijk’. Het waren dan ook deze slavendrijvers en fabrieksbazen die de mensen geen moment van moeheid gunden. Continu werd van buitenaf gezegd dat je weer aan het werk moest, dat je productief moest zijn.

Maar in onze prestatiemaatschappij is dat volledig omgedraaid, volgens Han. De klacht van de prestatiemaatschappij is niet ‘niets is mogelijk’, maar de klacht is juist ‘alles is mogelijk’. In de prestatiemaatschappij is het aan jezelf om er wat van te maken, jij moet opstaan in de ochtend in de spiegel tegen jezelf zeggen: yes I can, Ich schaffe das, ik ben de beste van de wereld.

En het bizarre is dat daardoor in de prestatiemaatschappij de slavendrijver en de fabrieksbaas niet meer buiten onszelf, maar in ons eigen hoofd zijn gaan zitten. Volgens Han is dat het gekke van onze tijd: juist omdat ons geluk van onszelf afhangt, moeten wij onszelf er ook continu van langs geven om dat geluk te bemachtigen. En we zijn daardoor geen slaven van iemand anders maar van onszelf geworden. In ons eigen hoofd zit zowel de slaaf, als de slavendrijver, de uitgebuite en de uitbuiter. En waar vroeger anderen het waren die mensen geen momentje van moeheid en rust gunden, zijn wij het nu zelf die ons continu tot werk aansporen.

Bij de beschrijving van Han moet ik denken aan het hamstertje die mijn zus vroeger had ‘Tiger’ heette die. In zijn kooi had Tiger een hamsterwiel waarin hij kon rennen. Dat deed die dan ook vaak en veel, soms uren achter elkaar. Niemand dwong het hamstertje om daarop te rennen, en niemand buiten Tiger zelf bepaalde het tempo. Maar als Tiger eenmaal op dat wieltje aan het rennen was ging hij steeds harder en harder. Hoe harder de hamster rende hoe harder het wiel draaide en hoe harder Tiger vervolgens ook zelf weer moest lopen om het tempo van het wiel te kunnen bijbenen. Tiger de hamster was tegelijkertijd zijn eigen slaaf en zijn eigen meester.

Misschien lijken u en ik eigenlijk wel een beetje op Tiger de hamster, zijn we aan het rennen op een wiel, waar wij ooit het tempo van bepaalden. Maar langzamerhand is dat wiel zo snel gaan draaien dat je wel moet blijven rennen om het tempo bij te kunnen houden. Wij bepalen inmiddels niet meer het tempo van het wiel maar het tempo van het wiel is ons gaan bepalen. Stilstaan lijkt geen optie meer, anders ga je op je bek. En door het rennen wordt je hele leven teruggebracht tot de paar stukjes wiel voor je.

Ik weet niet hoe het met u zit maar ik sta mezelf eigenlijk bijna nooit toe om moe te zijn, ik blijf altijd maar gaan, rennen, swipen, scrollen, Netflixen en uitjes plannen. Het is alsof ik continu prikkels nodig heb, alles doe ik om de moeheid maar niet te voelen. Het idee van 30 minuten zitten en niks doen lijkt me verschrikkelijk. Zelfs op het toilet of bij het tandenpoetsen ben ik aan het scrollen. En soms heb ik het gevoel alsof mijn leven daardoor een beetje vervlakt, alsof ik zo blijf rennen op het hamsterwiel dat het lijkt alsof erbuiten dat rennen geen leven meer is. Ik merk dat ik hierdoor het contact met God verlies. Een vriend die dit herkende beschreef dit gevoel pas als volgt, hij zij ‘het is alsof mijn ziel seculariseert’. Herken je dat, dat je leven zo druk, zo overprikkeld is geworden, dat je eigenlijk nauwelijks meer momenten hebt om iets van God te ervaren en dat je hem langzaam uit het oog verliest?

Die ervaring, van een leven dat vervlakt is, en van het gevoel hebben dat je vervreemd raakt van God, zien we ook terug in de andere speech die we net lazen: de speech van Agur uit Spreuken 30. We weten niet precies wie Agur was, het staat er niet bij. In ieder geval was het een belangrijke man, want het is Agur die zo aan het eind van het boek Spreuken de slotspeech mag houden.

Agur begint zijn toespraak door te zeggen dat hij moe is. Niet zomaar een beetje moe maar zo ongelofelijk moe dat hij niet meer kan. En op een of andere manier helpt die moeheid Agur om zijn eigen beperkingen in te zien. In het tweede vers zegt Agur dat hij dommer is dan alle andere mensen, hij heeft geen enkel inzicht opgedaan, wijsheid ontbreekt hem, en ook zijn ziel lijkt geseculariseerd want Agur zegt de Heilige niet zo goed meer te kennen. Wat een vreemd begin van een toespraak over wijsheid: zeggen dat je moe bent en daarna zeggen dat je dom bent.

Of…  misschien is het eigenlijk niet zo vreemd wat Agur hier zegt maar vinden wij het als moderne hoorders vanuit onze hamsterwieltjes gewoon nogal moeilijk om te begrijpen. Wij kunnen moeilijk begrijpen wat moeheid met wijsheid te maken heeft. Wij zien moeheid namelijk vooral als iets dat zo snel mogelijk opgelost moet worden. Bij een preek over moeheid kan je al snel denken dat God als een soort grote arbo-arts zou moeten worden neergezet. Hij gaat je zo snel mogelijk fiksen, je moeheid wegnemen en dan kan je zo, hup, het hamsterwiel weer in om door te rennen. En God staat dan als een coach naast het wiel te schreeuwen: yes you can, du schafft das, jij bent de beste van de wereld!

Maar dat is niet hoe Agur hier spreekt. Het lijkt wel alsof hij de moeheid niet probeert weg te moffelen, alsof hij niet telkens een nieuwe prikkel zoekt om zich ervan af te leiden. Nee Agur geeft alle ruimte aan die moeheid. En door die moeheid heeft Agur geleerd om zijn eigen beperkingen in te zien. Misschien is de wijsheid van vermoeidheid wel dit: moeheid is niet iets dat je zo snel mogelijk moet zien op te lossen, maar moeheid is juist een tegengif tegen de druk van de prestatiemaatschappij. Even voor de goede orde, met moeheid heb ik het hier dan niet over de vorm van moeheid die zo destructief is dat die je helemaal afbreekt. Mocht u hier zitten vanavond met een burn-out vanavond dan bedoel ik niet te zeggen dat die vorm van vermoeidheid goed is. Ik heb het over een andere moeheid, een moeheid die je kan helpen om uit het hamsterwiel te stappen.

Dat lijkt Agur hier gedaan te hebben in de eerste paar verzen. Hij heeft zijn moeheid over zich heen laten komen. En daardoor is hij zijn eigen beperktheid gaan inzien. Hij ziet in dat die leuzen van Obama, Merkel, en van Gaal eigenlijk helemaal niet voor hem gelden. Agur heeft zijn eigen wijsheid heeft hij niet kunnen manifesteren, niet kunnen proclameren.

Ik ben benieuwd, zou dat ook met ons gebeuren als we onze moeheid er eens zouden laten zijn? Dat u en ik dan zouden accepteren dat wij heel veel ook niet kunnen, en dat we beperkte mensen zijn en misschien zelfs wel een beetje dom zijn. Dat we zouden erkennen dat we in de drukte van het leven misschien God wel langzamerhand uit het oog hebben verloren? En zouden we door die moeheid dan weer gaan verlangen naar God denkt u?

Dat lijkt bij Agur in ieder geval wel te gebeuren, dat lezen we in vers 4. Hij verlangt naar een persoon die hem bij God kan brengen, iemand die wèl kennis van God heeft, die is opgestegen naar de hemel maar ook weer is neergedaald naar de aarde. Agur smacht naar de man die de wind en de wateren kan beheersen: hij zegt: vertel me zijn naam, vertel me de naam van zijn zoon als je die kent. De vermoeide, beperkte Agur smacht naar deze persoon. Want, zo lezen we in vers 5, die zal een schild voor hem kunnen zijn, bij deze persoon kan Agur zijn toevlucht zoeken.

Waar zou je zo iemand kunnen vinden? Iemand die een schild voor vermoeide mensen kan zijn, iemand die naar de hemel is opgestegen maar er ook uit is neergedaald, iemand die de wind en wateren kan beheersen.

Voor een antwoord op Agurs vraag moet ik moet gelijk denken aan een verhaal dat een paar honderd jaar later zal plaatsvinden, op het meer van Galilea. Het verhaal hebben we net gelezen in Marcus 4. Een groepje vissers zijn hun rabbi aan het vervoeren in een vissersbootje. De rabbi is vermoeid na een lange dag spreken voor de menigte en is in de boot in slaap gevallen. Maar dan begint het enorm te stormen. En de vissers op de boot gaan ploeteren om de storm te trotseren. Er staat niet hoe lang het geduurd heeft maar ik stel me zo voor dat ze best een tijdje aan het hozen waren, ze roeien tegen de wind in, ze strijken de zeilen. Ze zijn zo hard aan het werk dat ze haast lijken op hamstertjes die zich suf rennen in een hamsterwiel. Maar ondanks hun harde ploeteren blijken de vissers toch beperkt te zijn en de boot begint langzaam vol te lopen. En pas als de boot volg begint te lopen, dan pas als het echt niet meer anders kan, dan pas roepen ze het uit naar die Rabbi, naar Jezus, die daar in de boot lag te slapen. En Jezus wordt wakker en staat op. En daar toont zich dan ineens die figuur waar Agur zo naar verlangde. Daar toont Jezus zich als die persoon uit de speech van Agur. Jezus, die naar de hemel is opgestegen, en eruit is afgedaald, Jezus die de wind en het water bedwingt.

Deze Jezus blijkt uiteindelijk ook te zijn waar Agur al zo naar verlangde. Hij is een schild voor de leerlingen, ze kunnen bij hem toevlucht vinden en schuilen voor de storm. Maar niet voordat hij ze eerst streng heeft toegesproken “Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet” zegt hij tegen de leerlingen. Misschien denk je wel dat Jezus zo streng is omdat de leerlingen niet geloofden dat met Jezus in de boot de storm vanzelf wel zou gaan liggen. Maar klopt dat met uw ervaring, dat als je Jezus maar kent alle problemen zich vanzelf oplossen? Dat de stormen dan vanzelf gaan liggen. Bij mij werkt het in ieder geval vaak niet zo. Zou het kunnen dat Jezus ze om een andere reden streng toespreekt? Niet omdat ze hem wakker hebben gemaakt maar omdat ze hier zo lang mee hebben gewacht. Pas toen het echt niet anders kon, pas toen de boot volliep en bijna zonk, pas toen maakten ze hun heer wakker. Misschien is Jezus hier niet boos omdat ze moe waren geworden, maar omdat het zo lang duurde voordat ze hun eigen moeheid onder ogen konden komen, voordat ze hun eigen beperktheid zagen.

De vissers in dat bootje hadden misschien wel profijt gehad van de speech van Agur, die hadden ze misschien wel op hun roeispanen mogen graveren. Of ze hadden de boot wel ‘de Agur Express’ mogen noemen. Want zij hadden de wijsheid van Agur nodig, de wijsheid van moeheid: dat moeheid je leert dat inzien dat je beperkt bent, dat jij God niet bent, en dat jij de stormen van het leven niet kan bedwingen. Moeheid waarschuwt je dat je als je niet oppast God uit het oog kan verliezen. Moeheid heeft Agur geleerd wat de leerlingen pas zo laat leerden. Dat moeheid je dwingt om het naar God uit te roepen. Moeheid en uitroepen naar God gaan voor Agur hand in hand, kijk maar naar dat eerste vers, dat is een gebed: ik ben zo moe, mijn God, zo moe, ik kan niet meer. Dat is eerste wijsheid van Agur, dat als we moe zijn, en we dat durven erkennen, en we gaan inzien dat we beperkte mensen zijn, dat we dan weer gaan bidden, en het weer uitroepen naar God.

Agur begint zijn speech niet alleen met een gebed, hij eindigt er ook mee. In verzen 7-9 vinden we nog een tweede gebed. Aan degene die wind en water beheerst, die voor hem een schild is bij wie hij toevlucht kan zoeken, vraagt Agur of hij hem uit het hamsterwiel wil bevrijden. Als eerste vraagt Agur of God hem wil helpen om zichzelf niet langer voor te liegen. Niet langer mee te gaan in de leugen dat hij alles zelf wel kan fiksen. Ook vraagt Agur aan God of hij hem niet te rijk maar ook niet te arm wil maken. Agur heeft inmiddels geleerd dat zowel rijkdom als armoede mensen gevangenhouden in een soort hamsterwiel, nooit is het genoeg, altijd moet het meer, altijd is er tekort. En het resultaat van het leven in een hamsterwiel kan maar 1 ding zijn volgens Agur: dan ga je vanzelf God vergeten, je zegt dan ‘wie is de Heer?’, en je verliest hem langzaam uit het oog. Nee Agur wil geen hamsterwiel, hij wil niet telkens meer, hij vraagt God om hem te geven wat hij nodig heeft.

Dit is de wijsheid van moeheid voor u en voor mij vanavond: dat als bij u de boot aan het vollopen is, te midden van de storm, u niet te lang moet wachten  met het uitroepen naar Jezus. Heb af en toe de moed om je eigen moeheid niet weg te poetsen maar die er te laten zijn. Dat is ook wat Jezus zelf doet, na een dag spreken durft hij zijn moeheid te accepteren en gaat hij slapen in de boot. Als we onze moeheid eens wat vaker zouden toelaten zouden we wat meer als Jezus worden en ons leren toevertrouwen aan hij die naar de hemel is opgestegen, en eruit is afgedaald, die de wind in zijn handen vangt en het water met zijn mantel bindt. Hij wil een schild voor je zijn, bij hem mag je toevlucht zoeken. Vertel me zijn naam zegt Agur: nou die kennen we: Jezus Christus, Zoon van God. Redder

Amen.

Designer

Peter Hansum

Peter Hansum (24) is masterstudent aan de Protestantse Theologische Universiteit Groningen.